Werkvormen vind je overal

Wie mij goed kent, weet dat ik een groot voetbalfan ben. Mijn rationele kant laat ik het liefst thuis wanneer ik op de tribunes zit en daarom ben ik in het voetbalstadion meestal niet met mijn job bezig. Maar vanavond keek ik aan de zijlijn naar een wedstrijd van mijn geliefde Beerschot tegen eeuwige rivaal Antwerp. Het was een jeugdwedstrijd van de U13 en ik was uitgenodigd door de twee coaches van de mauve-witten, Maxim en Niels.  

Ontwikkelboekje

Ik leerde deze twee coaches onlangs kennen via een gemeenschappelijke connectie op Twitter. De posts van beide heren stralen een heerlijke gedrevenheid en leergierigheid uit, die ongetwijfeld een bron van inspiratie moet zijn voor de jonge spelers in hun team. Dankzij een enthousiaste tweet kwam ik te weten dat ze een  ontwikkelboekje hadden opgemaakt dat ze dit seizoen als portfolio aan hun spelers wilden bezorgen. 

SMART-doelstellingen

Via het boekje willen ze de spelers week na week laten reflecteren over sterktes en werkpunten die ze in de vorm van SMART-doelen voor zichzelf moeten opstellen. Wie mij goed kent (bis!), weet dat ik op het moment van deze ontdekking niet meer bezig was met het voetbal, maar met mijn job. Ik wou maar al te graag te weten komen hoe ze 12-jarigen zover kregen om zorgvuldig opgestelde SMART-doelstellingen te formuleren, Maxim en Niels vonden het van hun kant fijn om feedback te krijgen op de gekozen werkwijze.

En dus spraken we vanavond af om ideeën uit te wisselen over het schrijven van SMART-doelstellingen, het geven van feedback, de rol van growth mindset in het leerproces en het ontwikkelen van executieve functies. Aangezien ik op school zelf vaak bezig ben met het trainen van attitudes waar jongeren niet zo graag mee geconfronteerd worden, vind ik het bijzonder boeiend om te leren hoe dat proces in zijn werk gaat bij attitudes waarvoor ze wel intrinsiek gemotiveerd zijn. 

Huiswerk

De spelers moeten niet enkel nadenken over hun sterktes en werkpunten, ze krijgen van de coaches ook regelmatig huiswerk mee. Maxim vertelde dat ze bijvoorbeeld vragen aan spelers om een kort krantenartikel te schrijven over hun eigen wedstrijd, omdat dit de perspectiefname bevordert en dus ook bijdraagt aan een groeiend zelfinzicht.

Die werkvorm besloot ik te stelen. Ik zet me de komende dagen aan het uitschrijven van een taak waarbij leerlingen die moeten reflecteren over hun gedrag, de opdracht krijgen om een kort krantenartikel te schrijven over wat er gebeurd is. We gebruiken op school momenteel een erg klassieke reflectieopdracht voor dit soort situaties, maar ik ga met de sportcoaches akkoord dat de verslaggeving over het eigen handelen een goede aanzet is om perspectief te leren nemen en tot een beter zelfinzicht te komen. 

Zoals ik al zei: werkvormen vind je overal. Zelfs op de Bosuil… Ik vind het inspirerend en leerrijk om in dialoog te gaan met mensen buiten de onderwijscontext. Op welke plaatsen vond jij tijdens de vakantie inspiratie om dit schooljaar mee aan de slag te gaan?

Hoe groot is jouw woordenschat in het Engels?

In een vorige blogpost over het gebruik van de tool Learning Languages with Netflix raakte ik het onderwerp woordenschatgrootte aan. Dit is een onderwerp dat mij al lang interesseert en intrigeert. Al vier jaar op rij meet ik in het begin van het schooljaar bij mijn leerlingen van het zesde jaar de passieve woordenschat in het Engels. Ik gebruik hiervoor de tool my.vocabularysize.com, een tool die gebaseerd is op het werk van wetenschapper Paul Nation.

Woordenschatgrootte meten?

Er zijn verschillende redenen om de woordenschatgrootte van leerlingen te meten. Onderzoek wijst (niet verrassend) op een sterke correlatie tussen woordenschatgrootte en lees- en luistervaardigheid. We weten bijvoorbeeld dat leerlingen een bijzonder hoog percentage van woorden moeten kennen voor ze een gelezen tekst zullen begrijpen. Het is dus belangrijk om een inschatting te kunnen maken van het woordenschatniveau om te kunnen differentiëren. Mijn ervaring leert me dat de verschillen in woordenschatgrootte in een zesde jaar ontzettend groot kunnen zijn.

Daarnaast zijn er steeds meer tools die het leren ondersteunen door rekening te houden met woordfrequentie en woordenschatgrootte. Mijn favoriete tool is Word Wise van Amazon Kindle dat woorden met een lagere frequentie detecteert en boven de tekst verklaringen geeft voor deze woorden. Gebruikers kunnen zelf aangeven hoeveel aanwijzingen ze willen zien.

Word wise in de Kindle e-reader app

Ook de ondertitelingstool voor Netflix maakt gebruik van woordfrequentie om taalgebruikers te ondersteunen. De tool markeert moeilijke woorden in ondertitels. Gebruikers kunnen aangeven op welk ‘level’ ze woorden willen zien:

Meten is weten

De vraag is natuurlijk hoe je als gebruiker een inschatting kunt maken van je eigen woordenschatgrootte. Voor het Engels is My Vocabulary Size dus een manier. De test bestaat uit 140 meerkeuzevragen en als je de test in de klas laat maken, moet je toch een lesuur voorzien om voldoende tijd te hebben om het nut en de werking van de tool uit te leggen. Leerlingen haken bijvoorbeeld af op woorden die ze nog nooit hebben gezien, ze dreigen hierdoor ontmoedigd te geraken. De test peilt echter naar kennis van woorden uit verschillende ‘frequentielagen’ van het Engelse lexicon en het is dus erg normaal dat ze woorden zullen tegenkomen waarmee ze niet vertrouwd zijn. Het vergt dus enig doorzettingsvermogen om de test af te leggen.

De gemakkelijkste manier om de tool te leren kennen, is de test gewoon zelf maken. Hieronder beschrijf ik je hoe je zelf een testsessie kunt maken voor een klasgroep.

Zelf aan de slag

In 5 stappen leg ik je uit hoe je voor je eigen klas een testsessie aanmaakt. Als je de test zelf eerst wil maken, ga dan naar stap 5 en gebruik de logingegevens om de test zelf te maken.

stap 1: registreren en een testsessie aanmaken

Zodra je op de website geregistreerd bent als leerkracht, kun je een groepstest aanmaken. Selecteer ‘Create a group test’ en kies dan voor ‘monolingual / English’.


stap 2: extra parameters opvragen

Voorzie velden zodat je de leerlingen kunt identificeren (naam, voornaam, klas, nummer, rolnummer, …). Je kunt deze gegevens in het begin van de test opvragen (pre) of op het einde (post). Mijn advies is om de gegevens die je nodig hebt om de leerlingen te identificeren in het begin op te vragen.


stap 3: controleer identificatievragen

Controleer of de extra vragen op de juiste plaats staan.

stap 4: een testsessie aanmaken

Kies een naam voor deze groepstest (bv. klasgroep + jaar) en kies een toegangscode. Stel in hoeveel leerlingen de test kunnen maken binnen deze sessie.


stap 5: communiceer de gegevens met de klasgroep

Met de onderstaande gegevens kun je de test hier zelf afleggen. Gebruik de toegangscode ‘test’ om te test te starten.

Na de test

Na de 140 vragen moeten de leerlingen nog enkele gegevens invullen voor ze hun resultaten krijgen. Het is belangrijk om dt op voorhand te vermelden. De gegevens worden verzameld voor wetenschappelijk onderzoek. Leerlingen kunnen ook aangeven dat ze de gegevens liever niet willen delen.

Leerlingen krijgen individueel hun resultaat te zien, maar als leerkracht kun je het resultaat van de hele groep bekijken onder ‘View results’.

Resultaten interpreteren?

Het is nadien ook belangrijk om de resultaten te kaderen. Leerlingen krijgen in principe een resultaat tussen 0 en 14 000. Wanneer ze het hoogste resultaat bereiken kan het zijn dat het woordenschatniveau hoger ligt (meer toelichting in de FAQ bij de test). Het resultaat is een ruwe schatting, betreft bovendien woordfamilies en geen losse woorden en daarom zegt het cijfer op zich niet zoveel. Interessanter is de toelichting onder het resultaat zelf en de verhoudingen binnen de klasgroep.

Info over de interpretatie van de resultaten op https://my.vocabularysize.com/

Zoals bij elke test is houding van de leerling ten opzichte van de test een eerste belangrijke factor om mee rekening te houden. Het lijkt me daarom bijvoorbeeld weinig wenselijk om de test als huiswerk op te geven.

Toen ik de test de eerste keer in de klas afnam, heb ik hem op het einde van het schooljaar opnieuw laten afleggen. Ik merkte toen dat er mogelijk sprake was van een herhalingseffect en heb de test daarom de voorbije jaren enkel in het begin van het schooljaar laten afleggen. Het zou natuurlijk interessant zijn om een tweede meting te doen, maar ik denk dat een periode van één schooljaar een te korte tijdspanne is om via deze test duidelijke effecten in kaart te brengen.

Ken jij tools waarmee je woordenschat kunt meten in het Engels of voor andere talen? Heb je ervaring met deze testen in de klas? Ik hoor het graag.

Meer info?

Rijke taal in de klas

In deze blogpost bespreek ik een filmpje dat ik onlangs opmerkte over het gebruik van rijke taal in de kleuterklas. Een kleuterleerkracht wordt in het filmpje bijgestaan door twee coaches om een taalrijkere omgeving te creëren in de klas.


Ik was erg getroffen door de openheid waarmee deze leerkracht de feedback ontving, er wordt door de coaches immers heel erg ingezoomd op kleine, alledaagse en schijnbaar triviale handelingen, die in onze hoofden niet noodzakelijk verbonden zijn met taal of taalverwerving. Het filmpje is wat mij betreft niet alleen een aanrader voor kleuterleid(st)ers die meer taalrijkdom in de klas willen brengen, maar voor elke leerkracht die op elk onderwijsniveau wil inzetten op taal.

Wat me misschien nog het meest zal bijblijven is het feit dat we met erg kleine ingrepen (bv. het stellen van open vragen en waaromvragen) een groot effect kunnen bereiken op lange termijn. Een van de belangrijkste conclusies uit mijn eigen lerarenopleiding is dat erg kleine veranderingen  (op alle mogelijke vlakken, en dus ook op taalvlak) een wereld van verschil kunnen maken. Het is voor mij de grootste drijfveer om mijn eigen handelen nog elke dag in vraag te stellen en te zoeken naar kleine en haalbare aanpassingen.

Laat ons maximaal inzetten op een taalrijke school. Niet alleen in het kleuteronderwijs, maar op elk niveau, in elke klas.

Feedback geven via een spraakmemo

Vaak wordt gezegd dat feedback geven tijdrovend is. In deze blogpost bespreek ik een vorm van feedback die weinig arbeidsintensief is, maar toch erg persoonlijk: de spraakmemo.

Feedback via een spraakopname kun je bij klassikale opdrachten inzetten (in de plaats van schriftelijke feedback, bijvoorbeeld), maar ik merk dat ik het zelf vooral gebruik om individueel extra toelichting te geven wanneer het niet meteen lukt om met een leerling samen te zitten.

Het voordeel van feedback via een spraakmemo is dat het erg persoonlijk is. Spreken gaat heel wat sneller dan schrijven, het is bovendien gemakkelijker om gesproken feedback te geven wanneer het over verbanden en inzichten gaat. Ik merk bij mezelf dat feedback neerschrijven bij complexere items vaak tijdrovend is. Leerlingen kunnen spraakmemo’s overigens zo vaak ze willen herbeluisteren, of pauzeren tijdens het beluisteren.

Hoe maak ik een goede spraakmemo?

Er zijn verschillende manieren om gesproken feedback te geven. Ik bespreek er hier vier:

  • Opname met een app: Vrijwel op elke smartphone staat een app waarmee je geluidsopnames kunt maken. Je kunt de opnames dan als bijlage versturen via een mail of een bericht in Smartschool, bijvoorbeeld. Let op: je opname zal dan mogelijk niet bewaard blijven. Je kunt de opname ook als bijlage toevoegen bij geüploade taken in de digitale leeromgeving, op deze manier blijft de feedback samen met de ingediende taak.
  • Online spraakopname: Met een tool als Vocaroo kun je snel in een browser een geluidsopname maken (als je microfoon werkt, uiteraard). Na de opname kun je de feedback zelf beluisteren en een link kopiëren die je aan de leerling kunt bezorgen. Je kunt de link dan bijvoorbeeld in het document van de leerling plakken, of zelfs als commentaar in het puntenboek (in een leeromgeving als Smartschool betekent dit dan bijvoorbeeld ook ouders toegang zullen hebben tot het bestand). Let bij online spraakopnames wel op voor privacygevoelige gegevens, de opnames worden immers online bewaard en zijn toegankelijk voor iedereen met de link.
  • Een filmpje maken: Een zeer efficiënte werkvorm is het filmen van een op papier gemaakte aantekening. Wanneer je aan een leerling feedback wil geven over de te volgen stappen bij het maken van bijvoorbeeld een wiskundeoefening, kun je jezelf (zonder daarbij noodzakelijk in beeld te zijn) filmen terwijl je de uitleg doet. Bij fouten die regelmatig voorkomen, kun je zo enige tijd besparen en de leerling zelf toch heel gericht verder helpen. De leerling kan immers je filmpje pauzeren of opnieuw bekijken.
  • Speciale tools: verschillende tools die in onderwijscontext gebruikt worden om feedback te geven, kunnen je ook inzetten om met audiofeedback aan de slag te gaan. Ik denk hierbij aan Kaizena, Screencastify en Goobric, maar er ontbreken hier ongetwijfeld nog tools in het rijtje.

Tips om aan de slag te gaan

Wil je het idee een kans geven? Let dan nog op de volgende zaken:

  • Denk vooraf goed na over de manier waarop je de opname met de leerling zal delen. Zorg ervoor dat je een bestandsformaat kiest dat gemakkelijk afspeelbaar is, indien je de keuze krijgt (.mp3, bijvoorbeeld).
  • Benoem tijdens de opname je handelingen. De leerling moet goed weten waar je feedback over gaat. Benoem waar je bent in het document, wat je ziet en opmerkt. Expliciteer. De leerling kijkt immers niet noodzakelijk door dezelfde bril… Vraag leerlingen ook om oefeningen of antwoorden te nummeren, of een paginanummer toe te voegen aan een taak of PowerPoint. Op deze manier kun je gemakkelijk naar de juiste pagina verwijzen.
  • Vraag nadien aan de leerlingen hoe zij deze aanpak ervaren hebben. Ze zullen immers niet zo vaak feedback krijgen via een audio-opname. Hun tips kunnen je helpen om je werkwijze te verbeteren.

Wil je meer weten over feedback en nog meerdere werkvormen verkennen? In de podcast ‘Buiten de Krijtlijnen’ had  ik een gesprek met Rinke Vanhoeck over het geven van feedback. Je kunt de podcast beluisteren via de onderstaande link, op iTunes of via Soundcloud:

Meer info?

De onuitputtelijke kracht van constructieve feedback (eerdere blogpost)
Krachtige feedback in Fons (eerdere blogpost) 
Buiten de Krijtlijnen (blog en podcast door leerkracht Rinke Vanhoeck)

 

Krachtige feedback in Fons

Hopelijk kennen jullie Fons al, het vaktijdschrift voor leerkrachten Nederlands uit het kleuter-, lager, secundair, hoger en volwassenenonderwijs. Het prachtinitiatief ontstond een tweetal jaar geleden, ondertussen verschenen er al vijf nummers boordevol tips en lesideeën voor het vak Nederlands. Voor de laatste uitgave van Fons uit november 2017 herwerkte ik een blogpost die ik eerder schreef over de kracht van feedback. Je vindt het artikel hier.

Fons 5
Fons 5 pagina 30-31

Elke school ontvangt een exemplaar van Fons. Vraag er dus zeker naar in de leraarskamer! Ik kijk stilaan uit naar Fons 6…

Meer info?

De vanzelfsprekendheid van de vaardigheid

Eens je over een nieuwe vaardigheid beschikt, is die vaak meteen zo evident dat je ze niet meer in vraag stelt. Je kunt je amper nog inbeelden dat je de vaardigheid ooit niet beheerste. Dat is een bedenking die ik me steeds vaker maak.

Als taalleerkracht besteed ik een belangrijk deel van mijn lessen aan vaardigheden. De vanzelfsprekendheid waarmee we de verwerving van een nieuwe vaardigheid omarmen, heeft ook enkele gevolgen voor het onderwijs van vaardigheden. In deze blogpost probeer ik enkele van mijn ervaringen te beschrijven.

1. Complexiteit van vaardigheden

Net als elke taalleerkracht werk ik aan vijf vaardigheden: lezen, schrijven, luisteren, spreken en gesprekken voeren (deze laatste wordt al eens vergeten, maar is volgens sommigen misschien wel de belangrijkste uit het rijtje). Deze vaardigheden zijn van nature erg complex, maar ze zijn voor vaardige taalgebruikers zo evident dat ze één en ondeelbaar lijken.

Eerste paradox: Hoe sterker ik mezelf ontwikkel binnen mijn vakdomein, hoe moeilijker het lijkt te worden om het leerproces vanuit het perspectief van de leerling te zien. Dit is iets waarmee elke leerkracht wel eens geconfronteerd wordt, denk ik.

Via de hashtags #researchED en #rEDlang kwam ik in contact met het werk van Dr. Gianfranco Conti. Hij wees er in zijn presentatie op ResearchED in Londen (april 2017) op dat luistervaardigheid binnen het talenonderwijs vaak getoetst wordt, maar niet echt aangeleerd wordt. Ik moet Conti in zijn vaststelling helaas gelijk geven. Gelukkig vond ik in zijn blogposts ook erg veel voorbeelden van activiteiten die ik in de klas wel doe, maar nooit zou ondergebracht hebben onder oefeningen om luistervaardigheid te verbeteren. Een samenvatting van zijn presentatie vind je in deze blogpost. Luistervaardigheid is bovendien een inwendig proces, dat we enkel kunnen ‘meten’ via de andere vaardigheden: we laten leerlingen schriftelijk of mondeling verslag uitbrengen van wat ze gehoord hebben. Hoe leerlingen luisteren, en hoe ze de beluisterde informatie verwerken, blijft voor mij als leerkracht een mysterie.

#rEDlang tweet
#rEDlang tweet over presentatie G. Conti

Een zelfde gevoel ervaar ik steeds vaker wanneer ik nadenk over schrijfvaardigheid. Leerlingen krijgen weliswaar telkens nieuwe oefeningen en opdrachten waarbij ze aan de slag gaan met tips, checklists, voorbeelden, schrijfkaders en strategieën, maar het aanleren van de vaardigheid zelf blijft voor mij vaak een black box. Er zijn bovendien veel parameters die een rol kunnen spelen. Dit maakt het uitermate complex om vooruitgang te meten. Eerder dit jaar lanceerde Jeroen Clemens een initiatief onder de noemer ‘Schrijfonderwijs op de schop‘ met als doel beter schrijfonderwijs te ontwerpen. In de reacties op zijn initiatief merkte ik dat vele vakcollega’s zich dezelfde bedenkingen maakten als ik.

Een kritische blik op de drie andere vaardigheden levert gelijksoortige vragen en bedenkingen op: Hoe komt de vaardigheid werkelijk tot stand? Hoe kunnen we vooruitgang van leerlingen meten en opvolgen?

2. Leerprocessen zichtbaar maken

Wanneer leerlingen bepaalde (deel)vaardigheden verworven hebben, valt het me telkens op dat ze dat vanzelfsprekend vinden. Van een euforisch gevoel is er zelden sprake. Bovendien tonen leerlingen soms onbegrip wanneer een medeleerling een bepaalde vaardigheid nog niet verworven heeft. Het wordt als storend aanzien en wekt ergernis op. De vaardige leerling kan zich niet meer in het perspectief plaatsen van de minder vaardige leerling. Hij kan zich dus ook niet meer inbeelden dat hij zelf in een (al dan niet) ver verleden dezelfde moeilijkheden ondervond.

Om leerlingen bewuster te maken van hun leerprocessen, probeer ik voor de vaardigheden deze processen zichtbaar(der) te maken. Voor spreekvaardigheid probeer ik leerlingen opnames te laten maken van zichzelf (als referentiepunt), voor schrijfvaardigheid laat ik leerlingen werken in Google Docs, dat een gemakkelijk toegankelijke revisiegeschiedenis heeft. Gerichte feedback en feedforward hebben een zelfde doel: leerlingen bewuster laten omgaan met het leertraject dat ze afleggen.

Als vooruitgang moeilijk vast te stellen valt en verworven vaardigheden als evident worden aanzien, heeft dit mogelijk ook een impact op de doelmatigheidsbeleving van de taalleerkracht. Als taalleerkracht word ik immers wel eens gewezen op talige onvolkomenheden in het werk van mijn leerlingen, maar bij leerlingen die op talig vlak volgens het verwachtingspatroon functioneren, wordt er zelden luidop over taalvaardigheid nagedacht. Het is…  een evidentie geworden.

3. Hoge verwachtingen

Wanneer een leerling een vaardigheid verworven heeft, wordt de lat door de leerkracht en de omgeving meteen – en vooral stilzwijgend – hoger gelegd. En dat is goed, want hoge verwachtingen van leerkrachten hebben een positieve impact op leerprestaties. Ik pleit er echter voor om als leerkracht voldoende aandacht te besteden aan de mijlpalen – hoe klein ook – die leerlingen behalen.

Verwachtingen mogen echter niet onrealistisch hoog liggen of absurd worden. Wanneer ik lesmateriaal over presentatievaardigheden bekijk, word ik soms ongemakkelijk bij de hoge eisen die gesteld worden aan leerlingen. Wie beroepsmatig wel eens presentaties geeft of deelneemt aan congressen, weet dat er een zeer grote diversiteit is aan sprekers en dat dé perfecte spreker niet bestaat. Ook ervaren en begenadigde sprekers hebben wel eens mindere dagen, moeten al eens minder goed voorbereid of in ongunstige omstandigheden aan de bak. Leren we leerlingen daar ook mee omgaan?

Rubric
Bron: Wikimedia Commons

Wanneer we rubrics  maken om vaardigheden te beoordelen, proberen we vaak zo allesomvattend mogelijk te zijn. Alle criteria worden tot in de puntjes beschreven en waar mogelijk ook met een cijfer gewaardeerd. Dit leidt soms tot absurde situaties. Een mooi voorbeeld van een dergelijke absurditeit van rubrics wordt beschreven in deze column van Coen Peppelenbos op TZUM. Peppelenbos beschrijft er hoe hij zelf zou falen als hij beoordeeld zou worden op basis van een rubric die hij in een artikel in Levende Talen (een tijdschrift voor taalleerkrachten) gevonden had. De rubriceerschaal telde maar liefst 26 criteria en was bedoeld om peerfeedback te geven. Het evaluatie-instrument schoot volgens Peppelenbos zijn doel ver voorbij.

4. Verwachtingspatronen doorbreken

Ik heb zelf een haat-liefdeverhouding met rubrics: enerzijds vind ik het maken van een rubric een zinvolle oefening om heldere evaluatiecriteria te formuleren, anderzijds zorgen rubrics ervoor dat leerlingen al snel in een (door mij of anderen voorbedacht) hokje terechtkomen. Vaak past mijn feedback inhoudelijk toch niet helemaal in de voorziene hokjes. Ik werk daarom graag met een rubric die niet gebonden is aan cijfers in combinatie met woordelijke feedback in twee categorieën: Wat ging goed? Wat kan er beter?

In mijn lessen probeer ik ook voldoende aandacht te besteden aan het verwachtingspatroon binnen bepaalde communicatieve situaties. Aan welke regels moet je je houden wanneer je een formele e-mail schrijft? Leerlingen die deze basisregels onder de knie hebben, daag ik uit met de vraag: Welke van deze basisregels kun je – bewust – schenden om je communicatiedoel te bereiken? En hoe kun je dan het best dat verwachtingspatroon doorbreken? Die vragen stellen de vanzelfsprekendheid van vaardigheden in vraag en staan voor mij centraal bij de vorming van vaardige taalgebruikers.

In deze blogpost probeerde ik enkele van mijn ervaringen over het onderwijs van (taal)vaardigheden neer te pennen. Heb jij bedenkingen die je wil delen? Of heb je tips om leerlingen taalvaardiger te maken? Ik hoor ze graag!

Leren met ICT – Een site rond feedback geven in de nieuwe Google Sites

Een van mijn eerste blogposts ging over de kracht van feedback. Op dit moment bereid ik de lessenreeks voor die ik in deze blogpost beschrijf. Op basis van het materiaal van vorig jaar bouwde ik met de nieuwe (nuja) Google Sites een eenvoudige website rond het geven van feedback. Je vindt er tips en voorbeelden van feedback van leerlingen.

Feedback geven in de nieuwe Google Sites
‘Feedback geven’ gemaakt met de nieuwe Google Sites

De ‘nieuwe’ Google Sites

Dit is mijn derde site in de (nu al niet meer zo) nieuwe versie van Google Sites. Eerder maakte ik een website over het schrijven van een formele e-mail en eentje rond het gebruik van het-woorden. Sinds de lancering in november 2016 zijn er nog maar enkele opties toegevoegd. Blijkbaar zou de nieuwe versie tijdens de komende maanden verder aangevuld worden met de mogelijkheden van de oude Google Sites (die uiteindelijk zou verdwijnen).

Opties in de nieuwe Google Sites
Opties in de nieuwe Google Sites

Ik ben helemaal fan van de manier waarop je in deze nieuwe versie een site kunt bouwen. De lay-out is eenvoudig en zelfs een leek slaagt erin om binnen de vijf minuten een website online te krijgen. Het feit dat je in de nieuwe Google Sites in een handomdraai documenten uit je Drive integreert, lijkt me heel veel mogelijkheden te bieden voor het onderwijs. Een Google Site wordt zo al snel een elektronisch portfolio waarin leerlingen hun werk op een eigentijdse manier kunnen tonen.

De sites die je maakt, kun je eenvoudigweg terugvinden in je Google Drive (zie afbeelding onder). Voorlopig lukt het om technische redenen helaas nog niet om een site te kopiëren binnen Google Drive. Zodra dit mogelijk wordt, zou je bijvoorbeeld een sjabloonwebsite kunnen maken voor een portfolio en die met je leerlingen kunnen delen via Google Classroom. Zo kunnen ze allemaal met een zelfde type website starten aan hun portfolio.

Google Sites in Google Drive

Een site over feedback geven?

Je vraagt je misschien af waarom ik een site wou maken over feedback geven? Formatieve evaluatie staat of valt bij de kwaliteit van de feedback die gegeven wordt. Vaak is dit feedback van de leerkracht, maar soms is het erg waardevol om leerlingen aan elkaar feedback te laten geven. Het is  als leerkracht bovendien erg leerrijk om feedback te krijgen van je leerlingen.

Feedback geven is een vaardigheid die je kunt leren. Wanneer ik leerlingen in september vraag wat ze van een opdracht van een andere leerling vinden, krijg ik vaak vage en ietwat gemakzuchtige antwoorden:

‘Ik vond het goed, mevrouw.’

Tijdens het schooljaar probeer ik te bouwen aan een klimaat waarin leerlingen op een veilige manier feedback kunnen geven aan elkaar. Dit is niet in elke groep even eenvoudig, maar met enige inspanning lukt het toch om grote stappen te zetten.

Ik vind het zinvol om leerlingen voorbeelden te tonen van goede feedback. Op de website heb ik ook opmerkingen verzameld die ik vaak lees of hoor, maar die ik te vaag of te onpersoonlijk vind.

‘Wat kon er beter?’ (vraag leerkracht)

‘Taalfouten in presentatie’ (antwoord leerling – peerfeedback)

Een leerling kan enkel leren uit de feedback als de fouten benoemd worden en hij informatie krijgt over het effect op de toehoorder of de lezer:

‘Jammer genoeg stonden er in je presentatie enkele vermijdbare spelfouten (‘word’ i.p.v. ‘woord’, …). Ik denk dat dit slordig overkomt.’

Verder voegde ik nog het filmpje toe over Austin’s Butterfly (als je dit nog niet kent, het staat onderaan de hoofdpagina en geeft mooi de kracht van feedback weer) en een beperkt schrijfkader over het schrijven van een ik-boodschap om leerlingen te stimuleren om te variëren in zinsbouw, ook wanneer ze feedback geven aan elkaar.

Ik had de informatie ook kunnen aanbieden op papier, of via een Google Doc. Ik had de informatie initieel ook opgelijst in een Google Doc. Het voordeel van een site is dat die overal toegankelijk is, en vooral ook op alle devices bekeken kan worden. Dat vind ik nog een van de sterktes van de nieuwe Google Sites: de inhoud wordt mooi aangepast aan je device.

Google Sites op je telefoon
Google Sites op je telefoon

Heb jij de nieuwe Google Sites ook al geprobeerd? Ik hoor het graag!

Meer info?

Tip! DMaterial Iconse icons die ik op de bovenstaande sites gebruik, zijn te vinden op de website van Material Icons. Deze geweldige database met icoontjes is vrij te gebruiken. Love & kudos!

De eerste toets

Wie voor een klas staat, ontsnapt er niet aan: er moet getoetst worden. Een eerste test bij een nieuwe leerkracht is toch altijd even wennen.

Welke vragen worden er gesteld? Hoe moet je antwoorden? Wat moet ik juist kennen? 

Ook voor een leerkracht is een eerste toets verbeteren een aanpassingsmoment. Niet zelden stel ik na een toets vast dat ik leerstof toch op een andere manier zal moeten aanbrengen. Bij een eerste toets gebeurt dit volgens mij nog vaker dan anders. Je hebt immers nog weinig informatie over de beginsituatie van je leerlingen.

Welke leerlingen heb ik voor me? Welke voorkennis hebben zij? 

Reflectie na de eerste toets

Ik verplichtte mijn nieuwe leerlingen dit jaar om na de eerste test een kort formulier in te vullen. Nog voor zij de resultaten kenden, dus. Het leverde enkele verrassende resultaten op. Ik moet er natuurlijk op vertrouwen dat de leerlingen eerlijke feedback gaven, maar dat is altijd zo wanneer je leerlingen laat reflecteren. De vragenlijst is bovendien niet alleen een meetinstrument, maar ook een manier om (impliciet) aan te geven wat mijn verwachtingen zijn: voor een test van een taalvak studeer je bijvoorbeeld best schriftelijk.

reflectie toets
Formulier reflectie toets

Op basis van de eerste reacties en de nabespreking in de klas vermoed ik dat leerlingen niet helemaal begrepen wat ik bedoelde met de volgende vraag:

Ik vind dat ik me op basis van deze test heb kunnen bewijzen (op de te kennen leerstof).

Met deze vraag wou ik peilen of leerlingen vonden dat op basis van wat ze moesten kennen hebben kunnen tonen wat ze kunnen (en kennen). Ik wou dus weten of ze de toets voldoende valide en representatief vonden. Uit de antwoorden die ik kreeg, concludeer ik dat ik de vraag of de omschrijving van de vraag moet aanpassen. Wie een suggestie heeft, mag die altijd kenbaar maken.

cropped-logo-1.jpg

 

 

 

Meer info?

Evalueren begint in september

Aansluitend bij mijn vorige blogpost over punten deel ik graag het interview met Saskia Vandeputte en mezelf dat eerder deze week in het tijdschrift Klasse verscheen. In het septembernummer van Klasse staat het thema evalueren centraal. Het artikel (en in navolging ook het gehele nummer) kreeg dan ook de toepasselijke titel ‘Evalueren begint nu’.

Bron: Klasse Magazine 005, september 2016
Bron: Klasse Magazine 005, september 2016

Dankzij Klasse kreeg ik de kans om mijn praktijkervaring te toetsen aan de expertise die Saskia de voorbije jaren als procesbegeleider heeft opgebouwd. Het werd een bijzonder leerrijk gesprek, dat hopelijk nog een vervolg krijgt in de toekomst. Uitgepraat waren we alvast niet!

cropped-logo-1.jpg

 

Cijfers, cijfers, cijfers…

Heel wat van onze onderwijstijd draait om cijfers. Taken, toetsen, rapporten, deliberaties: de cijferlijst is moeilijk weg te denken uit de leefwereld van de leerkracht. En wanneer onze eigen kinderen thuiskomen met een toets, vragen we vaak eerst naar het cijfer (ik beken…). Bovendien herkent elke docent waarschijnlijk wel de typische, bijna pavloviaanse reactie op het uitdelen van een nieuwe taak of opdracht:

Staat dat op punten, mevrouw?

Ik weet niet hoe vaak ik de bovenstaande vraag de voorbije twee jaar al heb gehoord. Mijn reactie op deze woorden is even onvoorspelbaar als het weer. Hoe kun je als leerkracht werken rond attitudes voor levenslang leren als de primaire drijfveer van je doelpubliek niet meer dan een cijfer is? Hoe kun je een leerling vooruit helpen die er zelf eigenlijk alleen op uit is om in juni uit het rood te blijven? Met mijn onvoorspelbare reacties wil ik vooral gesprekken uitlokken die de bewustwording van het leerproces stimuleren. Het ballonnetje doorprikken, zeg maar.

Ik kan het mijn leerlingen natuurlijk moeilijk kwalijk nemen dat ze als het ware geprogrammeerd zijn geraakt door ons onderwijssysteem. Dat ze pas in actie lijken te schieten wanneer er een cijfer gegeven wordt. Anderzijds voel ik bij het horen van die woorden telkens de onweerstaanbare drang om mijn puntenboek uit het raam te gooien. Wat betekenen die punten immers en – misschien nog wel belangrijker – welk effect hebben ze op het leerproces?

Een school zonder cijfers

Er zijn ook leerkrachten die het gewoon doen. Onderwijzen zonder cijfers. Op Facebook groeit het aantal leden in de groepen Actief leren zonder cijfers en Teachers throwing out grades gestaag. Docent Nederlands Arnoud Kuijpers startte in Nederland het project Expeditie Nederlands waarin hij er bewust voor kiest om niet te werken met een methode of met cijfers.

Ik lees. Ik volg. Ik absorbeer. Ik droom ervan om zelf ooit de moed te hebben om een eigen Expeditie uit de grond te stampen. Maar voorlopig blijf ik binnen de veilige grenzen van het bestaande systeem. En blijf ik werken met een klassiek puntenboek dus, ook al investeer ik erg veel tijd aan het geven van feedback en beperk ik bewust het aantal ‘klassieke’ toetsen en evaluaties waaraan ik een cijfer koppel. Dat betekent ook dat ik vrijwel constant op zoek ben naar andere vormen van evalueren: hierover snel meer!

cropped-logo-1.jpg

 

 

 

Meer info?