Hoe groot is jouw woordenschat in het Engels?

In een vorige blogpost over het gebruik van de tool Learning Languages with Netflix raakte ik het onderwerp woordenschatgrootte aan. Dit is een onderwerp dat mij al lang interesseert en intrigeert. Al vier jaar op rij meet ik in het begin van het schooljaar bij mijn leerlingen van het zesde jaar de passieve woordenschat in het Engels. Ik gebruik hiervoor de tool my.vocabularysize.com, een tool die gebaseerd is op het werk van wetenschapper Paul Nation.

Woordenschatgrootte meten?

Er zijn verschillende redenen om de woordenschatgrootte van leerlingen te meten. Onderzoek wijst (niet verrassend) op een sterke correlatie tussen woordenschatgrootte en lees- en luistervaardigheid. We weten bijvoorbeeld dat leerlingen een bijzonder hoog percentage van woorden moeten kennen voor ze een gelezen tekst zullen begrijpen. Het is dus belangrijk om een inschatting te kunnen maken van het woordenschatniveau om te kunnen differentiëren. Mijn ervaring leert me dat de verschillen in woordenschatgrootte in een zesde jaar ontzettend groot kunnen zijn.

Daarnaast zijn er steeds meer tools die het leren ondersteunen door rekening te houden met woordfrequentie en woordenschatgrootte. Mijn favoriete tool is Word Wise van Amazon Kindle dat woorden met een lagere frequentie detecteert en boven de tekst verklaringen geeft voor deze woorden. Gebruikers kunnen zelf aangeven hoeveel aanwijzingen ze willen zien.

Word wise in de Kindle e-reader app

Ook de ondertitelingstool voor Netflix maakt gebruik van woordfrequentie om taalgebruikers te ondersteunen. De tool markeert moeilijke woorden in ondertitels. Gebruikers kunnen aangeven op welk ‘level’ ze woorden willen zien:

Meten is weten

De vraag is natuurlijk hoe je als gebruiker een inschatting kunt maken van je eigen woordenschatgrootte. Voor het Engels is My Vocabulary Size dus een manier. De test bestaat uit 140 meerkeuzevragen en als je de test in de klas laat maken, moet je toch een lesuur voorzien om voldoende tijd te hebben om het nut en de werking van de tool uit te leggen. Leerlingen haken bijvoorbeeld af op woorden die ze nog nooit hebben gezien, ze dreigen hierdoor ontmoedigd te geraken. De test peilt echter naar kennis van woorden uit verschillende ‘frequentielagen’ van het Engelse lexicon en het is dus erg normaal dat ze woorden zullen tegenkomen waarmee ze niet vertrouwd zijn. Het vergt dus enig doorzettingsvermogen om de test af te leggen.

De gemakkelijkste manier om de tool te leren kennen, is de test gewoon zelf maken. Hieronder beschrijf ik je hoe je zelf een testsessie kunt maken voor een klasgroep.

Zelf aan de slag

In 5 stappen leg ik je uit hoe je voor je eigen klas een testsessie aanmaakt. Als je de test zelf eerst wil maken, ga dan naar stap 5 en gebruik de logingegevens om de test zelf te maken.

stap 1: registreren en een testsessie aanmaken

Zodra je op de website geregistreerd bent als leerkracht, kun je een groepstest aanmaken. Selecteer ‘Create a group test’ en kies dan voor ‘monolingual / English’.


stap 2: extra parameters opvragen

Voorzie velden zodat je de leerlingen kunt identificeren (naam, voornaam, klas, nummer, rolnummer, …). Je kunt deze gegevens in het begin van de test opvragen (pre) of op het einde (post). Mijn advies is om de gegevens die je nodig hebt om de leerlingen te identificeren in het begin op te vragen.


stap 3: controleer identificatievragen

Controleer of de extra vragen op de juiste plaats staan.

stap 4: een testsessie aanmaken

Kies een naam voor deze groepstest (bv. klasgroep + jaar) en kies een toegangscode. Stel in hoeveel leerlingen de test kunnen maken binnen deze sessie.


stap 5: communiceer de gegevens met de klasgroep

Met de onderstaande gegevens kun je de test hier zelf afleggen. Gebruik de toegangscode ‘test’ om te test te starten.

Na de test

Na de 140 vragen moeten de leerlingen nog enkele gegevens invullen voor ze hun resultaten krijgen. Het is belangrijk om dt op voorhand te vermelden. De gegevens worden verzameld voor wetenschappelijk onderzoek. Leerlingen kunnen ook aangeven dat ze de gegevens liever niet willen delen.

Leerlingen krijgen individueel hun resultaat te zien, maar als leerkracht kun je het resultaat van de hele groep bekijken onder ‘View results’.

Resultaten interpreteren?

Het is nadien ook belangrijk om de resultaten te kaderen. Leerlingen krijgen in principe een resultaat tussen 0 en 14 000. Wanneer ze het hoogste resultaat bereiken kan het zijn dat het woordenschatniveau hoger ligt (meer toelichting in de FAQ bij de test). Het resultaat is een ruwe schatting, betreft bovendien woordfamilies en geen losse woorden en daarom zegt het cijfer op zich niet zoveel. Interessanter is de toelichting onder het resultaat zelf en de verhoudingen binnen de klasgroep.

Info over de interpretatie van de resultaten op https://my.vocabularysize.com/

Zoals bij elke test is houding van de leerling ten opzichte van de test een eerste belangrijke factor om mee rekening te houden. Het lijkt me daarom bijvoorbeeld weinig wenselijk om de test als huiswerk op te geven.

Toen ik de test de eerste keer in de klas afnam, heb ik hem op het einde van het schooljaar opnieuw laten afleggen. Ik merkte toen dat er mogelijk sprake was van een herhalingseffect en heb de test daarom de voorbije jaren enkel in het begin van het schooljaar laten afleggen. Het zou natuurlijk interessant zijn om een tweede meting te doen, maar ik denk dat een periode van één schooljaar een te korte tijdspanne is om via deze test duidelijke effecten in kaart te brengen.

Ken jij tools waarmee je woordenschat kunt meten in het Engels of voor andere talen? Heb je ervaring met deze testen in de klas? Ik hoor het graag.

Meer info?

Rijke taal in de klas

In deze blogpost bespreek ik een filmpje dat ik onlangs opmerkte over het gebruik van rijke taal in de kleuterklas. Een kleuterleerkracht wordt in het filmpje bijgestaan door twee coaches om een taalrijkere omgeving te creëren in de klas.


Ik was erg getroffen door de openheid waarmee deze leerkracht de feedback ontving, er wordt door de coaches immers heel erg ingezoomd op kleine, alledaagse en schijnbaar triviale handelingen, die in onze hoofden niet noodzakelijk verbonden zijn met taal of taalverwerving. Het filmpje is wat mij betreft niet alleen een aanrader voor kleuterleid(st)ers die meer taalrijkdom in de klas willen brengen, maar voor elke leerkracht die op elk onderwijsniveau wil inzetten op taal.

Wat me misschien nog het meest zal bijblijven is het feit dat we met erg kleine ingrepen (bv. het stellen van open vragen en waaromvragen) een groot effect kunnen bereiken op lange termijn. Een van de belangrijkste conclusies uit mijn eigen lerarenopleiding is dat erg kleine veranderingen  (op alle mogelijke vlakken, en dus ook op taalvlak) een wereld van verschil kunnen maken. Het is voor mij de grootste drijfveer om mijn eigen handelen nog elke dag in vraag te stellen en te zoeken naar kleine en haalbare aanpassingen.

Laat ons maximaal inzetten op een taalrijke school. Niet alleen in het kleuteronderwijs, maar op elk niveau, in elke klas.

Weet jij raad met plagiaat? Met deze 5 tips zet je in op plagiaatpreventie

Een van de onderwerpen die regelmatig terugkeren in de Facebookgroepen voor leerkrachten is de aanpak van plagiaat. Het is een signaal dat veel leerkrachten plagiaat als een zorg ervaren. In deze blogpost geef ik vijf tips om tijdens je lessen in te zetten op plagiaatpreventie.

1. Leer leerlingen duidelijk aan wat plagiaat is en waarom het niet door de beugel kan.

Uit de reacties op sociale media leid ik af dat vele leerkrachten ervan uitgaan dat leerlingen weten wat plagiaat is. Of dat alleszins zouden moeten weten. Toch merk ik in de praktijk dat het belangrijk is om tijd te investeren in het uitleggen van het begrip plagiaat. Maak de impliciete verwachtingen expliciet, nog voor je leerlingen aan het werk zet.

Elke leerkracht Nederlands zal dit voorbeeld herkennen: wanneer ik leerlingen vraag om hun mening over een boek neer te pennen, lees ik soms letterlijk de mening van een collega-leerling op www.scholieren.com. Wanneer ik hierover het gesprek aanga met de betrokken leerlingen, geven zij soms aan dat hun mening eenvoudigweg volledig overeenstemt met de mening die ze op het internet vonden. Voor deze leerlingen voelt het dus prima aan om deze tekst te kopiëren en als hun eigen mening in te dienen. Ik besteed daarom best wat tijd om leerlingen duidelijk te maken dat het OK is om hun eigen mening te toetsen aan de mening van anderen, maar dat ze dit ook kenbaar moeten maken.

Leerlingen die wat meer ondersteuning kunnen gebruiken, kunnen baat hebben bij enkele sjabloonzinnen die hen op weg helpen:

In een recensie op [BRON MENING X]  las ik [MENING X] . Ik kan me volledig vinden in deze analyse, omdat [ARGUMENTATIE].

2. Werk aan een leerlijn en leg uit wat de consequenties zijn van plagiaat.

Het kan zinvol zijn om met collega’s een leerlijn uit te werken (over grenzen van vakken, leerjaren en graden heen). Op onze school vertrokken we van de volgende drie vragen: 1. Wat verwachten we van leerlingen in de eerste, tweede en derde graad? 2. Hoe worden deze verwachtingen kenbaar gemaakt aan de leerlingen? 3. Wat zijn de consequenties wanneer een leerling zich niet houdt aan de gemaakte afspraken?

Het toekennen van een sanctie lijkt eenvoudiger dan het is. Plagiaat is immers een veelkoppig monster. Welke sanctie verdient een leerling die een taak van een medeleerling uit een andere klas indient als de zijne? En is die overtreding even zwaar als een leerling die zijn eigen werk van godsdienst een jaar later weer indient voor het vak Nederlands? Welke sanctie krijgt een leerling die een bron vergeet te vermelden in de referentielijst bij zijn GIP of onderzoekspaper? Wat is het verschil tussen een zin of een volledige alinea kopiëren uit Wikipedia? Maakt de totale lengte van de opdracht een verschil?

Eerder schreef ik hier al dat ik geen voorstander ben om leerlingen te straffen via het toekennen van een lager cijfer of een 0. Dat cijfers zegt immers niets meer over het te behalen leerdoel. Het lijkt me zinvoller om – waar mogelijk – de leerling de opdracht te laten herschrijven en gefaseerd te werken. Een leerling die in een eerste schrijffase tegen de lamp loopt, kan zijn werk nog bijsturen en krijgt zo nog de kans om een eindproduct in te leveren dat voldoet aan de vooropgestelde eisen.

3. Laat je leerlingen werken aan zinvolle opdrachten die niet uitnodigen tot een eenvoudige copy-paste van het internet.

Bepaal op basis van de opdracht of het zinvol is om in te zetten op plagiaatdetectie. Wanneer een opdracht gesloten van aard is en aanstuurt op een zelfde soort antwoord, is het niet zinvol om te controleren op plagiaat.

Zelfs wanneer je goed hebt nagedacht over een opdracht, kan je tijdens het proces tot de conclusie komen dat de opdracht toch aanzet tot het formuleren van een zelfde soort antwoord. Zo boog ik me recent met een collega over de (machinale) plagiaatdetectie bij een korte schrijfopdracht voor het vak Frans. Een aantal leerlingen had dezelfde fout gemaakt. Het was ons niet duidelijk wat de oorzaak was: hadden ze de taak van elkaar gekopieerd hadden of hadden ze een vergelijkbare zin ingevoerd in Google Translate? In dit geval leek me een gesprek met de leerlingen over de aanpak meer gepast dan een sanctie voor plagiaat.

4. Gebruik technologie om op een billijke manier te controleren op plagiaat.

Leerkrachten proberen in vele gevallen plagiaat te detecteren via manuele zoekopdrachten op het internet. Hoewel ik deze aanpak in het verleden zelf ook heb toegepast, zijn er ondertussen betere manieren om plagiaat op te sporen. Manuele zoekopdrachten zijn niet alleen tijdrovend, maar benadelen mogelijk ook zwakkere leerlingen. Als leerkracht ga je in deze situatie immers pas zoeken naar een mogelijke bron die gekopieerd werd, zodra je het vermoeden hebt dat een leerling een stuk tekst gekopieerd heeft. Meestal is dit te merken aan een stijlbreuk in de tekst. Sterkere leerlingen die gebruikte bronnen stilistisch beter kunnen integreren in hun eigen werk zullen hierdoor minder vaak gecontroleerd worden op plagiaat, maar niet noodzakelijk minder vaak plagiaat plegen.

Er zijn vandaag heel wat online tools beschikbaar om werk van leerlingen te controleren op plagiaat. Ook leerplatformen bieden geïntegreerde tools aan om plagiaat op te sporen. Mijn school koos ervoor om de plagiaatmodule van Smartschool aan te kopen. De plagiaatchecker toetst het werk van leerlingen niet alleen aan bestaande bronnen, maar voegt ook elke gecontroleerde taak toe aan de database. Op deze manier vermijd je dat leerlingen werk doorgeven aan elkaar, of hun eigen werk ongemerkt ‘recycleren’ voor andere vakken of opdrachten. De tool is niet waterdicht, maar zorgt er wel voor dat het werk van alle leerlingen op dezelfde manier gecontroleerd wordt. De analysefiches die voor elke opdracht aangemaakt worden, zijn een aanknopingspunt voor een gesprek met de leerling.

De kostprijs van deze tools wordt wel eens opgeworpen als tegenargument. Mijn mening hierover is duidelijk: als leerkrachten moeten we ervoor blijven pleiten om toegang te krijgen tot de tools die ons in staat stellen om efficiënt en kwalitatief werk te leveren. Het verbeteren van schrijfopdrachten is arbeidsintensief. Niemand heeft baat bij een leerkracht die (veel) tijd besteedt aan het verbeteren van werk dat niet door de leerling geschreven is.

5. Geef als leerkracht het goede voorbeeld en vermeld consequent je bronnen.

Niet alleen verbeteren, maar ook correct citeren en refereren is een arbeidsintensief proces. Leerkrachten werken vaak met materiaal dat door anderen werd gemaakt. Zorg ervoor dat leerlingen merken dat je zelf ook naar bronnen verwijst wanneer je een beroep doet op het werk van anderen. Tools zoals Easybib kunnen je hierbij helpen.

Meer info?

Te laat ingediend

In mijn zoektocht naar een transparante en valide evaluatiepraktijk, nam ik dit jaar een drastische beslissing: ik bestraf het laattijdig indienen van taken niet meer met cijfers. Niet dat dit een gewoonte van mij was – integendeel – maar het gebruik lijkt in het onderwijs zo vastgeroest dat leerlingen er soms op speculeren of zelfs om vragen. Ik zie en hoor ze immers wel eens denken:

Liever wat later indienen en een lager cijfer, dan mijn taak nu indienen.

De confrontatie met dit soort reacties deed me harder nadenken over de betekenis van een gegeven cijfer en onze huidige cijfercultuur (zie mijn eerdere blogpost over cijfers). Dat geldt in het bijzonder voor de situatie in juni, wanneer ik op basis van (een hele reeks) cijfers een beeld moet kunnen vormen van een leerling, en het niet altijd nog evident is om die cijfers allemaal te koppelen aan concrete resultaten en behaalde doelstellingen. Wanneer een leerling een onvoldoende behaalde omdat hij de taak te laat heeft ingediend, scoorde hij dan een onvoldoende op de beoogde vakdoelstellingen, of op attitude?

Grading Smarter, Not Harder

Op basis van een (absoluut lezenswaardig!) hoofdstuk uit het boek Grading smarter, not harder besloot ik om dit schooljaar om geen cijfers meer in mindering te brengen voor werk dat te laat wordt ingediend. Bovendien koos ik ervoor om een digitaal formulier te maken voor leerlingen die werk te laat indienen. In het formulier geeft de leerling aan waarom hij te laat is en wanneer hij de taak zal inleveren. Tot slot kan hij een extra hulpvraag stellen: mogelijk heeft hij de opdracht niet helemaal begrepen, of heeft hij externe hulp nodig.

Wie te laat is en het formulier niet heeft ingevuld, maakt de opdracht de dag zelf nog tijdens een opgelegd extra lesuur. Op deze manier wil ik vermijden dat er zich een sneeuwbaleffect voordoet en leerlingen verdrinken in uitgesteld werk.

Via het formulier wilde ik de volgende doelen bereiken:

  • Ik kan opvolgen wie (veelvuldig) zijn werk te laat indient;
  • Ik kan in kaart brengen hoe vaak werk laattijdig wordt ingediend;
  • Ik krijg inzicht in de oorzaken van laattijdig indienen;
  • Ik geef leerlingen meer autonomie om hun werk in te plannen;
  • Ik kan ingaan op een vraag om extra hulp van de leerling.

Ik was benieuwd naar de reacties, omdat ik de voorbije jaren had gemerkt dat mijn softe aanpak (i.e. geen bestraffing via cijfers) wel eens op onbegrip stuitte bij leerlingen die meestal wél in orde waren.

Formulier: Te laat ingediend
Formulier: Te laat ingediend

‘Mevrouw, telt het formulier ook voor testen?’

Ondertussen gebruik ik het formulier al enige tijd en kan ik dus al enkele bevindingen met jullie delen:

  • Het kost enige moeite om leerlingen vertrouwd te maken met het systeem. Eenmaal ze begrepen wat ik verwachtte en waarom, liep het beter. Ik moet leerlingen wel regelmatig herinneren aan de afspraken.
  • Het aantal leerlingen dat laattijdig een taak indient valt al bij al mee. Ik ervoer de voorbije jaren ontzettend veel moeite om een duidelijk overzicht bij te houden van wie wat wanneer indient. Nu is het soms nog lastig, maar dankzij de overzichtslijst bij het formulier kan ik op een objectievere manier naar de situatie kijken. Ik had immers sterk het (subjectieve?) gevoel dat niet tijdig ingediende taken mijn werkdruk stevig verhoogden.
  • Leerlingen durven een extra hulpvraag te stellen via het formulier. Soms begrijpt een leerling niet wat er verwacht wordt, heeft hij extra ondersteuning nodig of spelen er socio-emotionele aspecten mee.
  • Leerlingen reageerden voorlopig enkel negatief wanneer zij de taak (en dus ook het formulier) volledig vergeten waren. De sanctie (nablijven) voelde dan extra wrang aan. Wanneer dit om een eenmalige vergetelheid gaat, is de sanctie misschien een trigger om de agenda beter te beheren. Wanneer het herhaaldelijk zou voorvallen, kan ik met de betrokken leerling bekijken waar het fout loopt.
  • Leerlingen houden zich (enigszins tot mijn verrassing!) goed aan de deadlines die ze zichzelf opleggen in het formulier. Dit sterkt mijn idee dat het geven van autonomie een goede manier is om leerlingen te leren plannen. We willen vaak dat leerlingen leren plannen, maar overrompelen hen dan met taken en testen die in onze eigen schema’s passen zodat er weinig flexibiliteit overblijft om hen een eigen planning op langere termijn te laten maken.
  • Het formulier gaf me de voorbije maanden meermaals de mogelijkheid om met leerlingen in gesprek te gaan over de oorzaken van laattijdig indienen. Zonder het formulier zou ik vooral ergenis gevoeld hebben omwille van het laattijdig indienen.
  • Ik kreeg al van verschillende leerlingen de vraag om dit systeem ook voor testen in te voeren. Zij willen dus zelf de mogelijkheid krijgen om een test uit te stellen wanneer ze (om welke reden dan ook) onvoldoende voorbereid zijn. Dit doe ik momenteel niet, maar ik wil er wel verder over nadenken. Een dergelijke vorm van autonomie vraagt vooral om een andere praktische en organisatorische aanpak van testen. Het is alleszins iets om over na te denken.

feedback

Meer info?

De eerste toets

Wie voor een klas staat, ontsnapt er niet aan: er moet getoetst worden. Een eerste test bij een nieuwe leerkracht is toch altijd even wennen.

Welke vragen worden er gesteld? Hoe moet je antwoorden? Wat moet ik juist kennen? 

Ook voor een leerkracht is een eerste toets verbeteren een aanpassingsmoment. Niet zelden stel ik na een toets vast dat ik leerstof toch op een andere manier zal moeten aanbrengen. Bij een eerste toets gebeurt dit volgens mij nog vaker dan anders. Je hebt immers nog weinig informatie over de beginsituatie van je leerlingen.

Welke leerlingen heb ik voor me? Welke voorkennis hebben zij? 

Reflectie na de eerste toets

Ik verplichtte mijn nieuwe leerlingen dit jaar om na de eerste test een kort formulier in te vullen. Nog voor zij de resultaten kenden, dus. Het leverde enkele verrassende resultaten op. Ik moet er natuurlijk op vertrouwen dat de leerlingen eerlijke feedback gaven, maar dat is altijd zo wanneer je leerlingen laat reflecteren. De vragenlijst is bovendien niet alleen een meetinstrument, maar ook een manier om (impliciet) aan te geven wat mijn verwachtingen zijn: voor een test van een taalvak studeer je bijvoorbeeld best schriftelijk.

reflectie toets
Formulier reflectie toets

Op basis van de eerste reacties en de nabespreking in de klas vermoed ik dat leerlingen niet helemaal begrepen wat ik bedoelde met de volgende vraag:

Ik vind dat ik me op basis van deze test heb kunnen bewijzen (op de te kennen leerstof).

Met deze vraag wou ik peilen of leerlingen vonden dat op basis van wat ze moesten kennen hebben kunnen tonen wat ze kunnen (en kennen). Ik wou dus weten of ze de toets voldoende valide en representatief vonden. Uit de antwoorden die ik kreeg, concludeer ik dat ik de vraag of de omschrijving van de vraag moet aanpassen. Wie een suggestie heeft, mag die altijd kenbaar maken.

cropped-logo-1.jpg

 

 

 

Meer info?

Evalueren begint in september

Aansluitend bij mijn vorige blogpost over punten deel ik graag het interview met Saskia Vandeputte en mezelf dat eerder deze week in het tijdschrift Klasse verscheen. In het septembernummer van Klasse staat het thema evalueren centraal. Het artikel (en in navolging ook het gehele nummer) kreeg dan ook de toepasselijke titel ‘Evalueren begint nu’.

Bron: Klasse Magazine 005, september 2016
Bron: Klasse Magazine 005, september 2016

Dankzij Klasse kreeg ik de kans om mijn praktijkervaring te toetsen aan de expertise die Saskia de voorbije jaren als procesbegeleider heeft opgebouwd. Het werd een bijzonder leerrijk gesprek, dat hopelijk nog een vervolg krijgt in de toekomst. Uitgepraat waren we alvast niet!

cropped-logo-1.jpg

 

Cijfers, cijfers, cijfers…

Heel wat van onze onderwijstijd draait om cijfers. Taken, toetsen, rapporten, deliberaties: de cijferlijst is moeilijk weg te denken uit de leefwereld van de leerkracht. En wanneer onze eigen kinderen thuiskomen met een toets, vragen we vaak eerst naar het cijfer (ik beken…). Bovendien herkent elke docent waarschijnlijk wel de typische, bijna pavloviaanse reactie op het uitdelen van een nieuwe taak of opdracht:

Staat dat op punten, mevrouw?

Ik weet niet hoe vaak ik de bovenstaande vraag de voorbije twee jaar al heb gehoord. Mijn reactie op deze woorden is even onvoorspelbaar als het weer. Hoe kun je als leerkracht werken rond attitudes voor levenslang leren als de primaire drijfveer van je doelpubliek niet meer dan een cijfer is? Hoe kun je een leerling vooruit helpen die er zelf eigenlijk alleen op uit is om in juni uit het rood te blijven? Met mijn onvoorspelbare reacties wil ik vooral gesprekken uitlokken die de bewustwording van het leerproces stimuleren. Het ballonnetje doorprikken, zeg maar.

Ik kan het mijn leerlingen natuurlijk moeilijk kwalijk nemen dat ze als het ware geprogrammeerd zijn geraakt door ons onderwijssysteem. Dat ze pas in actie lijken te schieten wanneer er een cijfer gegeven wordt. Anderzijds voel ik bij het horen van die woorden telkens de onweerstaanbare drang om mijn puntenboek uit het raam te gooien. Wat betekenen die punten immers en – misschien nog wel belangrijker – welk effect hebben ze op het leerproces?

Een school zonder cijfers

Er zijn ook leerkrachten die het gewoon doen. Onderwijzen zonder cijfers. Op Facebook groeit het aantal leden in de groepen Actief leren zonder cijfers en Teachers throwing out grades gestaag. Docent Nederlands Arnoud Kuijpers startte in Nederland het project Expeditie Nederlands waarin hij er bewust voor kiest om niet te werken met een methode of met cijfers.

Ik lees. Ik volg. Ik absorbeer. Ik droom ervan om zelf ooit de moed te hebben om een eigen Expeditie uit de grond te stampen. Maar voorlopig blijf ik binnen de veilige grenzen van het bestaande systeem. En blijf ik werken met een klassiek puntenboek dus, ook al investeer ik erg veel tijd aan het geven van feedback en beperk ik bewust het aantal ‘klassieke’ toetsen en evaluaties waaraan ik een cijfer koppel. Dat betekent ook dat ik vrijwel constant op zoek ben naar andere vormen van evalueren: hierover snel meer!

cropped-logo-1.jpg

 

 

 

Meer info?